Training Cultuur in Dialoog: over lesgeven in de dynamiek van culturele diversiteit

De studentenpopulatie wordt bij veel MBO-scholen steeds diverser. En ook de mensen met wie studenten te maken krijgen als ze in de praktijk aan de slag gaan hebben steeds vaker verschillende culturele achtergronden. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee, zowel voor studenten als voor docenten. Om docententeams te versterken in het lesgeven binnen een multiculturele onderwijsomgeving ontwikkelden we de training Cultuur in Dialoog – Schurende gesprekken. We spreken trainers Roos Beerkens, Omid Aazami en Noa de Zeeuw over de inhoud van deze training. Lees mee! 

Wat maakt dat docenten deze training graag willen volgen?

Roos: “Bij een van de scholen waar we de training geven is sinds een aantal jaar veel meer culturele diversiteit in de studentenpopulatie. En nu merken ze dat ze daar eigenlijk weinig op voorbereid waren, dat er vaker misverstanden en spanningen zijn.”
Noa: “Docenten merken dat het beleid van de school, de manier van lesgeven en het lesmateriaal niet altijd meer aansluit bij de huidige groep studenten, maar ze weten nog niet goed wat ze ermee kunnen doen. Er ontstaat onder docenten een gevoel van onzekerheid. Welke onderwerpen kan ik met mijn studenten bespreken? Hoe kan ik het ‘ongemakkelijke’ gesprek met mijn studenten aangaan?
Roos: “Op teamniveau hebben de docenten ook vragen. ‘Hoe staat ons team in het thema culturele diversiteit?’ en “Welke plek heeft culturele diversiteit binnen ons team? Kijk bijvoorbeeld naar vakantiedagen, het eten dat in de kantine geserveerd wordt, of de manier waarop conflicten op school worden opgelost.”
Noa: “Overigens, over het begrip culturele diversiteit: daar bedoelen we niet alleen nationaliteit of etniciteit mee, maar gaat ook over generatie, religie, stad versus platteland, enzovoorts.”

Heb je een concreet voorbeeld van deelnemers? 

Roos: “Een voorbeeld van een grens die een docent wilde stellen: ‘als het over LHBTQI+ gaat, mag iedereen daar zijn of haar mening over uiten, maar we stellen wel een aantal regels. Zo mag het bijvoorbeeld niet beledigend zijn’. In deze training stellen we samen met de docenten hun voorwaarden voor het creëren van een ‘safe space’ voor hun studenten vast, zodat dit soort conflicterende onderwerpen op een veilige manier besproken kunnen worden in de klas.”

In jullie uitleg komen drie niveaus voor: dat van de docent, van de klasomgeving en van de school

Omid: “De vierde factor is ‘sector’. Zo is de opleiding waar we het net al even over hadden bijvoorbeeld een opleiding op het gebied van zorg en welzijn. Als voorbereiding op de training doen we een intake waarbij docenten aangeven welke uitdagingen ze tegenkomen in de klas en op school. Bij deze opleiding was dat bijvoorbeeld: een student mag vanuit diens geloof geen handen schudden van iemand van het andere geslacht. Vanuit de student is dit een teken van respect, terwijl dit voor sommige mensen als beledigend wordt ervaren. Hoe ga je daarmee om?”
Roos: “Overigens: niet alleen de studentenpopulatie verandert, ook de patiëntenpopulatie in de maatschappij verandert. Wat je ziet is dat de opleidingen vaak niet direct mee veranderen met die populaties. Cultuursensitieve zorg, zorg verlenen waarbij je rekening houdt met de culturele achtergrond en waarden van de patiënt of cliënt, is nog geen onderdeel van het onderwijs. Terwijl de school juist die plek is voor de tussenruimte: de ruimte om vaardigheden eigen te maken en te leren aan welke knoppen je kunt draaien.”

Hoe gaan jullie in de training met dit soort vraagstukken aan de slag? 

Roos: “We beginnen met het creëren van een veilige sfeer. We hebben als eerste aandacht voor het teamniveau, want vaak zie je dat het gesprek over dit thema onderling nog niet of nauwelijks is gevoerd. Centraal staat bewustwording. Je ziet in deze sessie dan ook regelmatig aha-momenten bij docenten.
Noa: “Denk bijvoorbeeld aan kledingvoorschriften of taalbeleid: wat mag een student dragen op school en welke talen mogen zij spreken tijdens de les, of op de gang? Vaak is de uitkomst dan dat de kaders van de school over dit thema weinig handvatten bieden en dat je er te weinig aan hebt als je een specifieke uitdaging hebt. Dus, sessie één draait om: het gesprek voeren met elkaar over diversiteit en het onderzoeken van de schoolcultuur op dit thema.”
Roos: “In sessie twee (de training omvat drie sessies) gaan we oefenen met eigen casussen en veel voorkomende spanningsvelden. Aan de hand daarvan bespreken we handelingsmogelijkheden: hoe beschrijf en analyseer ik de situatie? Welke opties heb ik voor mijn handelen?”

Je had het over aha-momenten. Kunnen jullie daar een voorbeeld van geven? 

Omid: “In de training gaan we onder andere in op de verschillende culturele dimensies van Geert Hofstede. Neem als voorbeeld de dimensie macht: vanuit sommige culturen is de machtsafstand tussen mensen groot, bijvoorbeeld de afstand tussen een jongere en een grootouder of docent. Zo word je misschien geleerd dat je geen weerwoord mag hebben tegen een persoon die ouder is dan jij. Maar stel je dan voor: jij hebt een culturele achtergrond waarbij dit het geval is. En dan kom je op een Nederlandse school waar die machtsafstand veel kleiner is. Waar er van je verwacht wordt dat je zegt wat je denkt, waar je wordt uitgedaagd om je docent soms tegen te spreken en een kritische houding aan te nemen. Er zit dan een duidelijk verschil tussen datgene waar studenten thuis mee worden grootgebracht en datgene wat er op school van ze wordt verwacht. Dit kan heel verhelderend zijn voor deelnemers.  Dat ze ineens beter begrijpen waarom studenten soms ‘ja’ zeggen, terwijl je merkt dat ze het eigenlijk niet met je eens zijn. En dat, als een student zich niet uitspreekt, dit niet hoeft te betekenen dat die persoon het niet weet of verlegen is.”

Nu is de benadering van Hofstede een voorbeeld van een essentialistische benadering van cultuur, terwijl we cultuur bij Globi als een dynamisch concept zien. Waarom gebruiken we de dimensies toch? 

Omid: “We presenteren de theorie van Hofstede en andere theorieën niet als de enige waarheid. En we vertellen erbij dat iedere persoon uniek is. De theorieën helpen vooral om bewust te worden dat we zelf op een bepaalde manier gevormd zijn in het leven, en het helpt onverwacht gedrag van een ander te verklaren waardoor er begrip kan ontstaan.“
Noa: “Hofstede biedt een basis vanuit waar je verschillen tussen culturen en mensen kunt begrijpen, kunt achterhalen waar bepaalde ideeën en gedragingen vandaan kúnnen komen. Daarbij met de grote kanttekening: niet iedereen met dezelfde nationaliteit is over één kam te scheren.”
Roos: “In sessie twee maken we ook de belangrijke kanttekening dat een gesprek tussen mensen uit twee verschillende culturen niet per definitie ‘moeilijk’ is. En dat de verklaring niet altijd ligt in het thema cultuur. We zien trouwens ook veel aha-momenten wanneer we de culturele driehoek van Ilias El Hadioui behandelen: de driehoek tussen schoolcultuur, thuiscultuur en straatcultuur. Als we het bijvoorbeeld hebben over masculiniteit en femininiteit. De feminiene cultuur op school staat soms haaks op de masculiniteit die studenten op straat ervaren.”

Waarom is deze training volgens jullie broodnodig? 

Roos: “Omdat het voor studenten en docenten belangrijk is om gezien te worden, om de uitdagingen waarmee ze te maken hebben te bespreken. Er is nu een gebrek aan aandacht voor het onderwerp. Of er zit juist teveel spanning op. En dat terwijl culturele achtergrond een belangrijke factor is in het kader van de identiteit van zowel docent als student. Voor scholen is het heel belangrijk omdat hun studentenpopulatie diverser wordt én de maatschappij waarin studenten komen te werken ook. Misschien denk je dan snel aan randstedelijke gebieden, maar hetzelfde gold voor een school in Nijmegen waar we de training laatst gaven. De studenten daar kwamen veelal uit de dorpen rondom Nijmegen. Voor hen is het nuttig en noodzakelijk om beter te kunnen inspelen op de diversiteit binnen de bredere samenleving.
Noa: “Door binnen je schoolbeleid, je manier van lesgeven en je curriculum rekening te houden met je (veranderende) studentenpopulatie, kun je onderwijs aanbieden dat voor iedereen toereikend is. Zo wordt het potentieel van iedere student beter benut.”
Roos: “Het is belangrijk dat scholen hun docenten handvatten geven, dat ze hun medewerkers steunen in het ontwikkelen van vaardigheden en zelfverzekerdheid. Het verloop onder docenten is vaak groot, en het is van groot belang dat we docenten hiervoor uitrusten zodat zij voor de klas willen blijven staan.” 
Noa: “Onderwerpen die schuren of waar spanningen rondom ontstaan worden nu vaak ontweken door docenten, omdat zij zich niet zelfverzekerd of competent voelen om met de reacties van studenten om te gaan. En dat is zonde. Door op een respectvolle manier, binnen de kaders en verwachtingen die je als instituut en individu expliciet maakt, met elkaar te praten komen we nader tot elkaar en begrijpen we elkaar beter.”

Wat vinden jullie als trainers belangrijk om te bereiken met deelnemers? 

Roos: ‘We willen iedereen helpen groeien. Iedereen heeft een ander startpunt, en wat die groei betekent is dus per persoon verschillend. Ieder heeft diens eigen pad in dit thema. Wat we belangrijk vinden is dat er binnen de training niet één perspectief de overhand gaat krijgen. Dus dat er een stempel wordt gedrukt op wat goed en wat fout is. Dat zit de veilige sfeer in de weg, zorgt ervoor dat mensen zich niet kwetsbaar opstellen en ontneemt de ruimte voor groei.”
Roos: “Ik denk dat deze training echt een cadeau kan zijn voor je team. In de dagelijkse gang van zaken worden moeilijke gesprekken over (culturele) diversiteit niet of nauwelijks gevoerd. Of pas als er iets aan de hand is. Tijdens deze training kun je met elkaar van gedachten wisselen zonder de zwaarte van een urgente, specifieke situatie.”
Noa: “Regelmatig geven docenten na afloop aan dat het fijn is om dit onderwerp eens rustig met zijn allen te kunnen bespreken. Wat ik trouwens ook nog goed vind om te benoemen: we geven geen lijstje mee met do’s en don’ts over hoe om te gaan met mensen uit specifieke (nationale) culturen. Dat werkt stereotyperend, is inefficiënt en niet authentiek. Wat we wel kunnen doen is interculturele vaardigheden versterken, zodat je doorhebt wanneer cultuur een rol speelt in je eigen gedrag of het gedrag van de ander, hoe je hier sensitief mee om kunt gaan, en uiteindelijk met zelfverzekerdheid een passende handelingsstrategie kunt kiezen binnen een specifieke situatie. Een handelingsstrategie waarmee je recht doet aan jezelf en de ander.”

In dit artikel focussen we op de training toegepast voor de doelgroep MBO. We geven de training ook op VO-scholen en in het Primair Onderwijs. Kijk hier voor meer informatie over de training Cultuur in Dialoog.