Waarom is burgerschap de verantwoordelijkheid van scholen?
Deze vraag komt regelmatig terug als we met docententeams in gesprek gaan over burgerschap. Natuurlijk kun je antwoorden met: ‘Omdat de wet het verplicht stelt’. Maar hoewel dat een feit is, werkt dat antwoord niet erg bevredigend. Onlangs lazen we een essay van Tamar de Waal, geschreven in 2019 voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei, dat een heldere uitleg geeft. Misschien niet voor iedereen bevredigend, maar wel goed te begrijpen. En een aanzet is om anders te gaan kijken naar die verantwoordelijkheid: als een mogelijkheid bij te dragen aan het instandhouden van onze democratische samenleving. Dus ook al is het even geleden dat dit essay geschreven is: wij vinden het ook voor de dag van vandaag erg relevant.

Burgerschap: evenwicht zoeken tussen individuele vrijheden en voldoende maatschappelijke betrokkenheid om het politieke systeem te laten draaien.
Over het essay en Tamar de Waal
Tamar de Waal is rechtsfilosoof en universitair hoofddocent aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (Amsterdam Law School) van de Universiteit van Amsterdam. Ook is ze directeur van het Amsterdam Honours College of Law en politiek columnist voor De Groene Amsterdammer. In het essay ‘Tussen kwetsbaarheid en weerbaarheid: over het belang van burgerschap’ schetst ze welke ideeën er bestaan over drie soorten burgerschap: juridisch, maatschappelijk en cultureel burgerschap. Daarmee helpt zij inzicht te krijgen in de rol van burgerschap in de liberaal-democratische rechtsstaat die Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog kent.
Maatschappelijk burgerschap en de drempelwaarde
Na in het essay eerst in te zijn ingegaan op juridisch burgerschap, stelt Tamar de vraag: welke maatschappelijke plichten en verantwoordelijkheden komen met de juridische rechten die burgers in een democratie hebben? “Burgers moeten voldoende geïnformeerd, gemotiveerd en maatschappelijk betrokken zijn opdat een democratie kan floreren en de individuele vrijheden en gelijkwaardigheid van burgers gewaarborgd zijn. Ook moeten burgers, als het aankomt op financiële keuzes, klimaat of gezondheid, bereid zijn tot redelijkheid, samenwerking en matiging als dat nodig blijkt.” Maar wat is maatschappelijk burgerschap? Ze geeft aan dat het een complexe puzzel is om daar antwoord op te geven. Belangrijk is ons bewust te zijn van de zogenaamde drempelwaarde: er moeten voldoende burgers zijn die zich verantwoordelijk voelen voor de waarden en het functioneren van de democratie en de maatschappij.
Democratie is ook: recht hebben op eigen opvattingen en privékeuzes
Niet iedere burger hoeft zich dus, voor het voortbestaan van de democratie, verantwoordelijk te voelen. Tamar: “In een democratie hebben burgers het recht hun eigen politieke opvattingen te hebben en privékeuzes te maken. Een burger van een democratie hoeft met andere woorden geen overtuigd democraat te zijn (maar zich wel aan de wet te houden). Aan de ene kant heeft de democratische staat weinig gereedschappen ter beschikking om democratische waarden en maatschappelijke betrokkenheid te stimuleren bij burgers, omdat zij veel individuele vrijheden hebben. Aan de andere kant heeft de democratie wel voldoende steun en inzet van burgers nodig om het politieke systeem te laten draaien.”
“In essentie draait maatschappelijk burgerschap dus om de spanning dat de overheid de geïnformeerde betrokkenheid van burgers die zij nodig heeft om goed te functioneren, niet kan verplichten: het Böckenförde dilemma” – Tamar de Waal
Risico’s, mogelijkheden en verantwoordelijkheid
Tamar geeft aan dat een democratie een gevaar kan zijn voor zichzelf: “Democratieën kunnen bijdragen aan hun eigen destructie als antidemocratische bewegingen en opvattingen in de samenleving de kop op steken.” Ze noemt daarbij de ontmanteling van de prille Duitse Weimar-democratie door de NSDAP in de jaren dertig en het Vichy Frankrijk in de veertig: momenten waarop het afschaffen van de democratie heel dichtbij kwam. Tamar schreef haar essay in 2019: het is nu 2025, en met de ontwikkelingen wereldwijd lijkt de mogelijkheid dat democratieën hun eigen ondergang zouden kunnen gaan betekenen alleen maar wezenlijker. Des te belangrijker dat we eraan werken haar in stand te houden, maar hoe? “Hoe kunnen burgers door de generaties heen en duurzaam geënthousiasmeerd worden om de democratie te steunen en maatschappelijk betrokken te zijn?” Deze vraag valt volgens Tamar uiteen in twee vragen:
- Wie heeft de verantwoordelijkheid maatschappelijk burgerschap aan te moedigen en wat is de rol van de staat hierin?
- Als maatschappelijk burgerschap inderdaad wordt aangemoedigd en onderwezen, wat moet dit dan precies inhouden en wat niet?
Het gezin, clubs, religieuze instellingen, de markt?
Verschillende wetenschappers en politici hebben de afgelopen decennia gewezen op het belang van het gezin en opvoeding, anderen op het maatschappelijk middenveld. Denk bij het maatschappelijk middenveld aan verenigingen, sportclubs en religieuze instanties. Ook wordt de markt als democratische leerschool aangehaald. En ja, burgers doen binnen deze contexten kennis van de samenleving op, maar leidt dit altijd tot democratisch gevormde burgers? “Het is dan altijd maar de vraag of het gegarandeerd voldoende voorkomt, en in gelijke mate bij alle burgers”. Oftewel: het aan deze gemeenschappen overlaten is te fragiel.
En de overheid zelf dan?
Wat kan de overheid dan zelf doen? Ten eerste hebben ze de mogelijkheid zaken juridisch op te leggen, noemt Tamar. Denk daarbij aan de dienstplicht of stemplicht. Maar dit zijn vergaande maatregelen en ze hebben ook niet het gewenste effect: ze bevorderen de maatschappelijke betrokkenheid niet. Wat de overheid wel altijd zelf kan doen, is communiceren over het belang van maatschappelijk burgerschap en op indirecte wijze de democratie aanmoedigen door organisaties te financieren als NPO en Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ook kan de overheid politieke experimenten houden, zoals referenda en burgertops.
“Het publieke onderwijs heeft een unieke potentie om een bijdrage te leveren aan het stimuleren van maatschappelijk burgerschap en een democratische cultuur.” – Tamar de Waal
Het onderwijs: dé plek voor maatschappelijk burgerschap
Dan komt Tamar bij het onderwijs: “Het publieke onderwijs heeft een unieke potentie om een bijdrage te leveren aan het stimuleren van maatschappelijk burgerschap en een democratische cultuur. Dit is het enige middel van de staat waarmee zij echt alle burgers op een betekenisvolle manier en voor een langere periode kan bereiken. Bovendien zijn onderwijsinstellingen vaak plekken waar burgers met diverse achtergronden elkaar treffen en bereikt het onderwijs ook leerlingen die van huis uit weinig democratische vorming mee krijgen.” Gek is het dan ook, stelt zij, dat het pas sinds 2006 verplicht is om in het basis- en voortgezet onderwijs aandacht te besteden aan burgerschap. Waarom heeft de overheid daar zo lang mee gewacht? En ook: waarom vindt de overheid het zo moeilijk om richting te geven aan dit burgerschapsonderwijs?
De worsteling van de overheid met burgerschapsonderwijs
Tamar haalt Bram Eidhof aan, die in het pamflet ‘Het Wilhelmus voorbij’ vier redenen geeft waarom de Nederlandse overheid worstelt met het verplicht invoeren van dit type onderwijs:
- De nog steeds bestaande angst (na WO2) voor staatsindoctrinatie: teveel bemoeienis is gevaarlijk
- Bemoeienis van de nationale overheid zou geen recht doen aan de diversiteit in gemeenschappen: burgerschapsonderwijs moet in steden met diversiteit bijvoorbeeld anders kunnen zijn dan in relatief homogene dorpen
- De vrees dat het onderwijs afbreuk zou doen aan de autonomie van kinderen
Deze redenen hebben de overheid er decennialang van weerhouden om duidelijke doelstellingen voor burgerschapsonderwijs te ontwikkelen en in te voeren. Bram Eidhof noemt dat ‘normatieve verlegenheid’ van de overheid. Dan citeert Tamar Amy Gutmann om te laten zien dat die normatieve verlegenheid niet nodig is: “Amy Gutmannn legt in haar invloedrijke pleidooi voor burgerschapsonderwijs uit dat de staatsneutraliteit van een democratie niet inhoudt dat zij geen waarden heeft, of dat zij alle mogelijke persoonlijke opvattingen van burgers gelijkwaardig acht. In plaats daarvan houdt het het morele standpunt in dat iedereen intrinsiek gelijkwaardig is, ofwel dat iedereen in de samenleving er evenveel toe doet.”
Sturing op burgerschap: een combinatie van richting en ruimte
Tamar: “Dat morele standpunt brengt wel met zich mee dat de democratische staat zich neutraal opstelt tegenover individuele keuzes en levensopvattingen, zolang deze binnen de kaders van de wet en democratische kernwaardes vallen. Dit is wat scholen de ruimte biedt om het curriculum aan te vullen met lokale of groepsgebonden opvattingen over burgerschap.” Zo kunnen christelijke scholen er bijvoorbeeld voor kiezen de nadruk te leggen op naastenliefde en vrije scholen bijvoorbeeld op individuele vrijheden.
Wat is de slagingskans als het gaat om burgerschapsonderwijs?
Tamar komt aan het einde van haar stuk over maatschappelijk burgerschap en burgerschapsonderwijs op de volgende vraag: “Wordt met burgerschapsonderwijs de drempelwaarde bereikt die een democratie nodig heeft om voort te kunnen bestaan?” Daarover zegt ze: “Geen enkel instituut kan dit op zichzelf garanderen, maar de hoop is dat het onderwijs ook een bijdrage levert aan de bredere lappendeken aan instituties: gezinnen, de werkvloer, en de kunsten en media. Met als resultaat dat een meerderheid op wederkerige manier bijdraagt aan de democratie middels maatschappelijk burgerschap.” Maar het feit dat maatschappelijk burgerschap geen precieze definitie heeft,brengt het risico met zich mee dat het een containerbegrip of toverwoord wordt waarbinnen alle maatschappelijke problemen worden geadresseerd. Tamar: “En de onredelijke verwachting dat scholen die problemen zouden moeten oplossen die daaruit voortkomen is onredelijk.”
Het onderwijs: dé plek van invloed
Op de vraag van docenten waarom het de verantwoordelijkheid van het onderwijs is om burgerschap te bevorderen, kunnen we dus antwoorden: omdat we in het onderwijs het meeste kunnen doen om onze democratie te laten voortbestaan. Omdat onze democratie geen vanzelfsprekendheid is en alleen maar meer onder druk komt te staan en we in het onderwijs veel en veel verschillende mensen voor een langere tijd kunnen bereiken. Bij Globi is de keuze voor het onderwijs als doelgroep dan ook daarop gebaseerd: het onderwijs is dé plek waar we het meeste kunnen bijdragen aan het versterken van maatschappelijk burgerschap. Als docent is je positie nog unieker: je bevindt je in de context waar je de meeste invloed hebt kan daarom veel betekenen voor het bevorderen van maatschappelijk burgerschap en onze democratie. Eenvoudig is dat niet anno 2025, maar daarmee juist ontzettend waardevol.
Het hele essay van Tamar de Waal vind je hier.